TC Publicaties |
Het ontstaan van de platenspelerHet begint in 1877 wanneer de jonge Thomas Alva Edison juist bezig is met het uitvinden van een dicteermachine. Hij tekent een apparaat, bestaande uit een cylinder met een stuk tinfolie eromheen, daarop een trechter met daaraan een naaldweergever. Nadat hij het toestel heeft laten bouwen komt hij er achter dat door de trillingen putjes in de tinfolie gegraveerd worden. Edison roept het kinderrijmpje "Mary had a little lamb" in de trechter, waarbij de naald in het ritme van zijn stemtrillingen putjes in de folie maakt. Bij het verplaatsen van de naald klinkt zachtjes uit de trechter "Mary had a little lamb". Hij vraagt meteen patent aan op zijn nieuwe uitvinding. Edison verbetert zijn Fonograaf, want zo heeft hij het apparaat inmiddels genoemd, door een veermotor aan te brengen voor een constante snelheid en door de afspeelduur te verlengen tot 4 minuten. 1889Emile Berliner vindt de grammofoonplaat uit. Hij gebruikt bij de opname een glasplaat voorzien van een laagje roet. Hiervan wordt een metalen kopie gemaakt, waarover de naald van de weergever loopt. Deze naaldweergever zit aan een arm met daaraan als versterker een grote hoorn voor de geluidsweergave. Later gebruikt Berliner glazen platen met bijenwas voor de opname en zinken platen voor de weergave. Zo ontstaat de grammofoonplaat zoals wij hem nu nog kennen.
1925Nadat er vele jaren alleen acoustische opnames zijn gemaakt, begint men in 1925 met elektrische opnames. De kwaliteit wordt daardoor een stuk beter. De elektromagnetische weergevers komen vervolgens op de markt. Deze bestaan uit een hoefijzervormige magneet met daarop een spoel gewikkeld en daaraan zit de stalen naald. Zo'n weergever wordt in eerste instantie op een grammofoon met veermotor geplaatst, en met twee draden op de grammofoonaansluiting van de radio aangesloten. In dit geval een toestel met zgn. helgloeiers. In 1928 komt de elektromotor, een soort dynamo model, die via een snaar het plateau aandrijft. Deze motor moet een zetje hebben, want zelf opstarten is er nog niet bij. Ook worden in die tijd al radio's ingebouwd bij de grammofoons o.a. in de bekende Philips meubels. Rond de 2e wereldoorlog ligt de ontwikkeling stil tot men eind jaren veertig het kristal element op de markt brengt (in Nederland door de firma Ronette in Amsterdam). Dit geeft een betere weergave dan het elektromagnetische systeem. De naald is nog wel van staal, maar wordt ook geleverd met een saffiertip voor een langere speelduur. 1950Het kristal element wordt verbeterd en de langspeelplaat komt op de markt. Deze is net zo groot als de 30 cm 78-toeren plaat. Om deze af te kunnen spelen komt een kleiner model kristal element op de markt met twee saffieren voor LP en 78-toeren. De platenspelers krijgen er een tweede toerental bij nl. 33 toeren. De bekende Philips 2978 met het dunne armpje is zo'n apparaat waarmee men deze platen kan draaien. In de USA is RCA sinds 1939 bezig met het ontwikkelen van de 45-toeren single van kunststof. Deze moet de breekbare 78-toeren plaat gaan vervangen. Tijdens de 2e Wereldoorlog ligt de ontwikkeling stil. De 45-toeren plaat wordt uitgevoerd met de minigroef of zoals Philips vermeldt: de "Minigroove". De geluidskwaliteit is al een stuk beter. Deze minigroef vinyl plaatjes ruisen ook niet meer zo als de 78-toeren schellakplaat. Bovendien zijn de platen een stuk kleiner en onbreekbaar. Om in Amerika de 45-toeren plaat te promoten brengt RCA in 1949 het kleine 45-toeren wisselaartje op de markt. Deze kan zowel op de radio aangesloten worden als op een (soms zelf gebouwd) versterkertje.
1953In Nederland komt de 45-toerenplaat uit. Het schijfje van 17cm (7 inch)
moet de breekbare 78 toerenplaat gaan vervangen. Dit duurt nog tot 1956. De pickups
krijgen er weer een snelheid bij. De oude twee snelheden worden vervangen door drie snelheden:
33, 45 en 78 toeren. De nieuwe singles kan men met de LP (of M) naald draaien. 1958/1959De stereoplaat komt uit. Alweer een verbetering. De (mono) koffergrammofoon met ingebouwde versterker
krijgt een extra uitgang waarop een radiotoestel aangesloten wordt als tweede kanaal om
het stereo geluid te kunnen horen. Monoplaten kan men gewoon blijven afspelen op het apparaat
via de ingebouwde mono versterker. 1959De laatste schellak 78-toeren plaat komt uit de pers (de "Schneewalzer" van het harmonica duo "Schriebl en Hupperts"). Wel worden nog een aantal jaren klassieke 78-toeren plaatjes gemaakt uit vinyl. In Afrika en sommige Aziatische landen duurt het tot 1962 voordat de 78-toeren plaat uit de winkels is verdwenen. 1972/1975In deze periode komt er nog een vinding bij: Quadrafonie of CD4.
Het geluid is indrukwekkend en gaat van de ene speaker naar de andere zodat men alle 4 de kanalen benut. Tegenwoordig heet dit Sensurround. De normale stereoplaat kan men naar semi-quadrafonie overzetten, maar ondanks alles
wordt het geen succes. Men gaat gewoon terug naar Hi-Fi stereo. 1982De Compact Disc doet zijn intrede. Het schijfje met 12 cm doorsnee bevat 74 minuten muziek in microscopisch kleine putjes
die door een laser worden ingelezen. Dit wordt weer omgezet door een
converter (omvormer) en doorgegeven aan de versterker. Opnames worden digitaal.
De grammofoonplaat is bezig aan zijn zwanezang.
1990De LP en de single worden uitgefaseerd. De CD-single komt uit, deze bevat 2 nummers. De Top 40 hits komen in dat jaar nog uit op 45-toeren en de CD-single is een tijdje ook als 8 cm schijfje beschikbaar. Deze kan met een adapter op de oudere CD spelers worden gedraaid. Nieuwe spelers hebben hiervoor een speciale uitsparing. 1992De LP en 45-toeren plaatjes verdwijnen, en daarmee verdwijnt na meer dan honderd jaar de grammofoonplaat. 2001De Super Audio CD (SACD) komt uit. Deze heeft een betere geluidskwaliteit en moet het warme
LP geluid terug brengen (!). Deze schijf gaat waarschijnlijk in de toekomst de huidige CD
vervangen, maar dat duurt nog wel even. |