TC Publicaties

Werking van de platenspeler, door René Daemen

Werking van de platenspeler

Na het stukje geschiedenis van de platenspeler stappen we nu over op de werking van het apparaat. We houden het erg eenvoudig, zodat een ieder het kan begrijpen. Ook leggen we iets uit over het in gebruik nemen van een oude platenspeler uit de jaren '50-'60 die vaak al een geruime tijd niet gebruikt is en heeft mogen rusten op een zolder, in een kast, schuur of erger in een vochtige kelder.

Daar men naast een oude radio vaak ook een radiocombinatie, een zgn. tafelradiopickup of een radiogrammofoonmeubel, of nog mooier een concertmeubel aanschaft, zit men vaak met het probleem "hoe krijg ik die pickup of wisselaar weer aan de gang".


Voorbeeld van een concertmeubel, de Grundig SO161 uit 1959


Philips FX824A type 1953 (Marcel Licher)

Het element (toonkop of weergever)

Er zijn verschillende soorten elementen, nl:

kristal element

keramisch element

magnetodynamisch element (MD)

Kristal element

Dit bestaat uit een plaatje seignettezout (het "kristal") waarop 2 kontaktstrips zitten. Aan het plaatje is de naalddrager bevestigd die door de trillingen van de naald heen en weer gaat. Het kristal gaat hierdoor lichtjes verbuigen waardoor een elektrisch signaal ontstaat dat naar de versterker gaat.

Voordeel: direct aan te sluiten op een buizenradio zonder een aparte voorversterker.
Nadeel: door de omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid kan het kristal vergaan.


Stereo element zoals door vele merken en in vele soorten is verkocht.

Het bekendste kristalelement is het zogenaamde "draaielement". Met een knopje voorop kan men omdraaien naar 78-toeren groen of 33/45 rood. Bekend is het Ronette turn-over systeem DC-284-OV. Philips heeft in die tijd een kantelsysteem: twee naalden naast elkaar. Bijvoorbeeld het type AG 3016.


Ronette DC-284-OV


Philips AG 3016

Keramisch element

Dit element komt in de jaren '60 in Nederland op de markt. Het principe is van een piëzo-elektrisch materiaal. Dit zijn dunne plaatjes net zoals het kristal element. Het voordeel is dat het langer meegaat en nauwelijks last heeft van temperatuur en vochtigheid, dus niet vergaat.


Philips Diamond serie type 22GP205

Nadeel is dat bij het te ruw laten vallen op de plaat het keramisch materiaal kan breken waardoor het geluid wegvalt of bij stereo nog maar uit één kanaal komt. Vervanging is dan noodzakelijk. Voordeel is dat dit element klein uitgevoerd kan worden. Het heeft vaak een omklapnaald voor LP en 78-toeren.
De bekendste keramische elementen zijn de Philips GP200/204/205, het chroomkleurige element met het diamant-logo bovenop. Het uitgangsniveau is wat lager dan bij het kristal type.

Magneto Dynamisch element

Dit type vindt men in de huidige platenspelers. Het bestaat uit vier spoeltjes die tegenover elkaar staan, met in het midden een naald waaraan een magneetje bevestigd is. Door de trilling van de naald wordt een magnetisch veld opgewekt bij de spoeltjes. Deze geven een heel kleine spanning af die via een voorversterker naar de versterker of radio gevoerd wordt, welke het geluid doorgeeft aan de speakers.

Voordeel van dit type element: ruim frequentiebereik, diamantnaald voor ca. 2000 speeluren, Hi-Fi geluid en een betere kanaalscheiding.
Nadeel is dat er meestal een voorversterker is vereist.

Er zijn verschillende soorten:

moving magnet: bewegende magneet
moving iron: bewegend ijzer

Het meest voorkomende is het moving magnet (MM) principe. De bekendste elementen van Philips zijn de GP 400/412/422 enz.


Philips GP400 1971


Moving Magnet principe

Toonarm

Aan de toonarm is het element bevestigd. De arm loopt van buiten naar binnen en moet soepel bewegen. Bij te veel wrijving kan de plaat slijten of de naald blijven hangen in de groef.

Bij Hi-Fi platenspelers draait de arm in een kogellager. Dit systeem geeft minder wrijving. Voorbeeld is de Dual 1219. Aan het achtereind van de arm zit het contragewicht voor instelling van de naalddruk in grammen:

MD: 1,5/2,5 gram
Keramisch: 4 /6 gram
Kristal mono: 8/10 gram
Kristal stereo : 6/9 gram

Meestal zit er bij de luxe spelers nog een dwarskrachtcompensatie op. Deze zorgt ervoor dat de naald goed de groef volgt. Bij een verkeerde instelling kan vervorming optreden met als gevolg abnormale slijtage. De dwarskrachtcompensatie wordt op dezelfde waarde ingesteld als de naalddruk.


Dual toonarm met dwarskrachtcompensatie

Bij oudere platenspelers wordt de naalddruk door middel van een veer ingesteld. Deze kan men verschuiven of verdraaien.

Draaiplateau

Een metalen schijf bedekt met vilt of een rubbermat waar men de grammofoonplaat op legt. Hoe zwaarder het plateau des te minder last men heeft van trillingen van de motor en des te beter de gelijkloop is. Dit komt door het vliegwieleffect.

Aandrijving

Een tussenwiel met rubber rand drijft de draaitafel aan de binnen of buitenrand aan. Dit komt veel voor bij spelers uit de jaren '50 en '60.

Nadeel: Door ouderdom wordt het rubberwiel hard waardoor de aandrijving gaat slippen, dit veroorzaakt de z.g. jengel. Er is echter nog ander probleem. Bij het niet ontkoppelen van het wiel van de motoras bij uitschakelen kan een platte kant onstaan waardoor gestommel en gedreun via de speaker wordt gehoord. Bij de vroege Philips spelers zie je dat laatste vaak. Vanaf midden jaren '50 wordt het tussenwiel automatisch ontkoppeld wanneer de speler in de "0" stand wordt gezet.


             motoras     aandrijfwiel  plateau

Snaaraandrijving komt voor op moderne platenspeler. Triotrack begint er al medio jaren 50 mee! De snaar loopt van de motorpoelie naar de draaitafel of naar een tussenschijf die onder de draaitafel ligt.
Voordeel: minder trilling (rumble). 
Nadeel is dat na veel gebruik de snaar uitrekt en het plateau te langzaam gaat (jengel), en van de poelie af kan lopen. Vervangen is dan noodzakelijk.

Veranderen van toerental gebeurt bij Thorens b.v. met een soort vorkje dat de snaar op een andere poelie zet (zie foto van de Thorens TD145). Bij de moderne elektronische spelers loopt de motor zelf sneller of langzamer.


Aandrijving Thorens TD145